Verkoopprijs aan DGA bepalend voor btw-heffing: Hof bevestigt subjectieve maatstaf
- Mahesh Ramgoelam
- 18 apr
- 1 minuten om te lezen
Een BV verkocht in 2020 een auto aan haar DGA voor € 2.597 incl. btw, terwijl de auto op dat moment een getaxeerde waarde had van € 34.040. De Belastingdienst vond dit te laag en corrigeerde de btw op basis van de taxatiewaarde. De BV maakte bezwaar en stelde dat de werkelijke (lagere) verkoopprijs de juiste maatstaf van heffing is. De rechtbank gaf de BV gelijk. De Belastingdienst ging in hoger beroep.
Kernvragen in hoger beroep:
Was sprake van een levering onder bezwarende titel?
Was er sprake van misbruik van recht (belastingontwijking)?
Moet het verkapte dividend meegeteld worden als vergoeding voor de btw?

Oordeel van het hof:
Levering onder bezwarende titel:
Ja. Er was een geldelijke vergoeding overeengekomen. De band tussen de BV en de DGA doet hier niet aan af. De verkoopprijs, hoe laag ook, was subjectief bepaald en vormt de tegenwaarde van de levering.
Misbruik van recht:
Nee. Er was slechts één transactie (de verkoop) en geen kunstmatige structuur. Het hof zag geen bewijs dat het hoofddoel van de transactie uitsluitend btw-besparing was. De lage verkoopprijs alleen is niet voldoende om misbruik aan te nemen.
Verkapte dividenduitkering: Geen onderdeel van de vergoeding. Er is geen rechtstreeks verband tussen het dividend en de levering. Het dividend is dus geen btw-belaste vergoeding.
Uitkomst:
Hoger beroep van de inspecteur is ongegrond.
Verkoopprijs van € 2.597 is juiste maatstaf van heffing voor de btw.
Inspecteur moet griffierecht (€ 548) betalen en proceskosten vergoeden aan belanghebbende (€ 604,67).
Bron: Hof 's-Hertogenbosch, 29-01-2025, nr. 23/63
Commenti